Dit jaar is het 60 jaar geleden dat Volvo’s 445 -waaruit de Duett en daarmee Volvo’s stationcar-traditie ontstonden- gepresenteerd werd.
Niet lang nadat Volvo begon met het maken van voertuigen, werd al een kaal chassis aangeboden om aan alle mogelijke wensen van klanten te kunnen voldoen. De grote Volvo’s uit de jaren ’30 werden door Volvo geleverd met voorspatborden, motorkap, dorpels en rudimentaire A-zuilen, zodat de vele Zweedse carrosseriebouwers er pickups of bestelwagens van konden maken. Zelfs na de Tweede Wereldoorlog werden deze grote auto’s nog op een apart chassis gebouwd en tot in de jaren ’50 hadden ze hun plek in het leveringsprogramma. Maar de vraag naar een kleinere en lichtere bedrijfswagen werd steeds groter.
De PV444 ( ‘Kattenrug’) had een zelfdragende carrosserie en kon dus niet voor ombouw naar een dergelijke bedrijfswagen gebruikt worden. Een commerciële versie met sterk, maar licht, apart chassis moest ontworpen worden. De productie van dat chassis begin in de zomer van 1949. Het was wat formaat en prijs betreft te vergelijken met de PV444. Ook uiterlijk waren er overeenkomsten: de voorspatborden en de motorkap waren gelijk aan die van de PV444, maar de grill had vijf spijlen in plaats van vier. Het laadvermogen lag iets boven de 500 kg, afhankelijk van de carrosserievariant. Een pickup was lichter en kon dus zwaardere lasten vervoeren dan de bestelwagen. Het totale gewicht was 1650 kg, waarvan het chassis al 725 kg opeiste. Degenen die de 445 dagelijks gebruikten leerden al snel dat de 445 in de praktijk zwaardere lasten aankon dan op papier.
De kleine 1.4 liter viercilinder met 40 pk was voldoende sterk om de auto in stadsverkeer te bewegen. De lage overbrengingsverhoudingen zorgden voor goede accelleratie, maar maakten de auto’s wel lawaaiïg en dorstig bij hogere snelheden. De techniek en uitrusting waren afkomstig van de PV444, behalve de achteras die opgehangen was aan twee stugge bladveren in plaats van de comfortabelere schroefveren van de 444.
Zweden had in die tijd ongeveer 70 carrosseriefabrieken, waarvan zo’n 25 verschillende carrosseriën voor de 445 bouwden. Voor bestelwagens, lijkwagens en ambulances werden de carrosseriën voorzien van een houten frame met panelen van plaatstaal, net als de cabines van de pickups. Er werden slechts weinig compleet stalen koetsen op het 445-chassis gebouwd, wat vooral een tijd- en geldkwestie was. Het interieur van de voertuigen was meer praktisch dan comfortabel. Meestal werd een soort hardboard gebruikt voor de deurpanelen en werden verschillende merken en soorten stevig kunstleer gebruikt voor de bekleding van de stoelen. Gezelligheid was dus ver te zoeken. De bestuurder moest er maar een fijne en comfortabele werkplek van maken, want dat was exact wat de 445 was voor z’n gebruikers: een werkplek.
In zeldzame gevallen werd het 445 chassis voorzien van een cabriolet-carrosserie. Bijvoorbeeld door Nordbergs uit Stockholm, Ringborgs uit Norrköping en Valbo uit Gävle. De twee laatste bedrijven zelfs in een kleine serie. Elk bouwden ze ongeveer tien cabriolets. Van deze 20 auto’s zijn er nog zo’n 10 bewaard gebleven. Een paar daarvan zijn in handen van liefhebbers en in perfecte staat. Ze kostten destijds meer dan het dubbele van wat een nieuwe PV444 kostte, dus ze waren en blijven zeldzaam.
Volvo’s eigen bestelauto
In een paar jaar tijd overspoelden de 445-chassis de markt. De robuuste werkpaarden werden niet ingeruild voor nieuwe en ook niet gesloopt in een tempo waar Volvo op had gerekend. Ze waren gewoonweg te sterk. In het begin van 1952 had Volvo 15oo niet-verkochte 445 chassis buiten de fabriek staan, die al lang op de weg hadden moeten rijden. Tegelijkertijd boden steeds meer automobielfabrikanten hun eigen bestelwagens en stationcars kant en klaar aan. De carrosseriefabrieken hadden zware tijden voor de boeg. Maar de 445’s moesten hoe dan ook verkocht worden en waarom zou de carrosserie buiten de fabriek gebouwd moeten worden? De opdracht om een eigen bestelwagen te gaan bouwen op het 445 chassis kwam van algemeen directeur Gabrielsson. De Volvo Duett was geboren. Een auto die geschikt was voor het transport van zowel goederen als personen. De gereedschappen werden vervaardigd en slechts 15 maanden later -op 4 juli 1953- werd de eerste Duett afgeleverd aan de eerste ‘klant’, Volvo directeur Assar Gabrielsson.
De Duett werd een waar succesnummer waarvan de productie tot 1969 duurde, dit jaar alweer 40 jaar geleden. De auto kon ook als kaal chassis geleverd worden voor alternatieve carrosserievarianten, maar die versies werden steeds zeldzamer. De praktische en ruime standaardversies van de Duett -met of zonder zijvensters- konden de meeste kleine en middelgrote transportbehoeften prima aan, hetgeen de Duett een prima auto voor kleine bedrijven maakte.
Net als het chassis werden de eerste Duetts aangeduid met 445 en een lettercombinatie die het carrosserietype en de uitvoering aangaf. Pas in 1960, toen de auto compleet werd aangepast, werd de naam gewijzigd in 210. De Amazone stationwagen werd 220 genaamd. De naam Duett was een woordspeling. Het waren twee auto’s in een, voor werk en vrije tijd. Het was ook de laatste Volvo die op een apart chassis gebouwd werd en z’n uit de jaren ’40 stammende retro-uiterlijk tijdens de hele productie niet verloor.
Tijdens het laatste productiejaar -1969- introduceerde de Zweedse regering nieuwe veiligheidswetgeving. Met z’n ontwerp uit 1940 zou de Duett daar niet aan kunnen voldoen, waarop Volvo de stekker uit de productie trok. Alle exemplaren van bouwjaar 1969 werden geëxporteerd, op één na: chassis nummer 97299 die tegenwoordig in het Volvo Museum staat. Het is een donkerblauw exemplaar met reebruin vinyl interieur. Deze Duett heeft nog steeds z’n originele kenteken: OA 1075, waarbij OA staat voor de gemeente Gothenburg.
De Volvo 220 (Amazon) en 145 estate-versies waren reeds in productie. Zij namen het stokje van de Duett over.
Voor de liefhebber…
Wie houdt van chassisnummers en hun herkomst bood het 445 en Duett systeem een echte uitdaging. De vaardigheden van Sherlock Holmes zouden niet slecht van pas komen bij het volledig begrijpen ervan, omdat ze nogal verwarrend waren opgezet. In totaal werden 4194 kale chassis geproduceerd, waarvan 4035 van het type 445 en slechts 159 van het type 210. In het kort is het systeem opgebouwd volgens onderstaande reeks:
Rijklaar chassis, genummerd van september 1949 tot mei 1962 (einde productie)
Estate versie
Bestelwagen versie
Personen estate versie (!)
210 Duett (eind productie: 19 februari 1969)
Totale productie van alle types inclusief de kale chassis: 101,492
Nog nooit gezien denk ik, terug iets bijgeleerd.
En nu eindelijk de tijd gevonden om de tekst te kunnen lezen, zeer goed gecomponeerd! 🙂
Edit: met dank aan het persbericht van Volvo
Er werden slechts weinig compleet stelen stalen koetsen op het 445-chassis gebouwd, wat vooral een tijd- en geldkwestie was.
Edit: check, is aangepast…
Very nice! 😛
Wim heeft het zojuist even gedeïnstalleerd… Het moet natuurlijk wel automatisch werken… 😉
@ Citrofiel
Oh my god je bent gewoon een master!! Nu kan ik eindelijk hilarische captions onder mijn afbeeldingen zetten! 😀 Of was het Wim die het deed?
Ehm, moet je daar niet toevallig ook de pijltjes gebruiken, in plaats van de geblokte haakjes? Het is maar een idee…
De caption commands worden automatisch gegenereerd… Ik moet daar nog even naar kijken 🙁
Prachtig leesvoer. De komende tien jaar gaan alle soorten jubilea voorbij komen, komt daar ook zo’n tekstje bij? 😈 Ik kom dan wel een boel nieuws te weten.
Die cabrioletvariant is trouwens leuk!
@ klassiekerrally; Je ‘caption’ commands bij de plaatjes zijn mislukt…